Live bijeenkomst op 7 februari 2022
Aanwezig: Frans, RijnG, Francis, Emile, HansR, Bart, Theo, Jan, Evert, Ger, Anton, Jan Pieter, Ronald, Krijn en via zoom Piet en Paul
Algemeen:
- De bijeenkomst is in Paviljoen Te Werve, met uitzending via zoom.
- Anton bericht, dat Hans Scheffers tijdelijk zijn lidmaatschap neerlegt omdat hij weer een dienstbetrekking heeft aanvaard.
- Anton vertelt over het bestuurlijk overleg met Probus Rijswijk 1 en 3. Het gaat om uitwisseling van sprekers en om werving van nieuwe leden (Probus 3 wordt te klein).
- Evert heeft de suggestie gedaan om bijeenkomsten te wijden aan ‘vijf maal vijf/tien minuten ervaringen’ van onze leden. Degene die zijn korte verhaal wil vertellen, melde zich aan bij Evert, die het daarna opneemt met de evenementencommissie.
Voordracht van Rob Birkman (Probus Rijswijk 3) over Max Havelaar en Multatuli
- Rob Birkman werkte o.a. bij de SDU als maatschappijleraar, bij het expertisecentrum onderwijs van de Arbeidsvoorziening en bij de inburgering.
- Rob vertelt over de schrijver Eduard Douwes Dekker, die bestuursambtenaar werd in Nederlands-Indië, gokverslaafd was, ten onrechte de schuld kreeg van een kastekort, en in 1856 assistent-resident van Lebak werd, waar hij vanwege de wantoestanden maar kort bleef. Hij trouwde eerst met Tine van Wijnbergen en later met Mimi Schepel. Na Max Havelaar schreef hij o.a. nog Minnebrieven, Woutertje Pieterse en het toneelstuk Vorstenschool. Hij werd (in Duitsland) als een van de eerste Nederlanders gecremeerd.
- Rob gaat in op de opzet van het boek Max Havelaar: een raamvertelling met personificaties als Droogstoppel en Slijmelaar, met de toespraak tot de hoofden van Lebak en het verhaal van Saïdja en Adinda. Douwes Dekker laat drie ‘schrijvers’ optreden: Droogstoppel, de jonge Stern en tenslotte Multatuli, die tegen de misstanden een beroep doet op Willem III. Jacob van Lennep kocht de rechten van het boek.
Auteur: Emile Verviers
Aantekeningen van de spreker
Cultuurstelsel
Het cultuurstelsel was een belastingsysteem dat door gouverneur-generaal van Nederlands-Indië Johannes van den Bosch in Nederlands-Indië werd opgezet. Het stelsel werd in 1830 onder Willem I ingevoerd ter vervanging van het landrentestelsel. Het cultuurstelsel hield in dat de inheemse bevolking bij wijze van pacht 20% van haar grond – als die daarvoor geschikt was – moest gebruiken voor gouvernementsproducten: producten voor de Europese markt. Deze producten waren onder meer indigo, thee, suiker maar de belangrijkste boven al was: koffie. Al deze producten werden door de Nederlandsche Handel-Maatschappij in Europa verkocht en geveild. Dit stelsel heeft tot circa 1870 bestaan, waarna het door nieuwe wetten achterhaald werd.
Voor winstgevende producten bleef het stelsel langer van kracht; voor koffie gold het tot aan het begin van de twintigste eeuw.
Mocht de waarde van de producten meer zijn dan de vroegere landrente dan kregen de boeren plantloon. Boeren die geen geschikte grond hadden, moesten ter vervanging van de landrente 66 dagen per jaar voor het gouvernement werken (herendiensten). Het systeem werd veelvuldig misbruikt; boeren werd voorgeschreven meer dan 20% af te dragen of om de meest vruchtbare gebieden te gebruiken voor de Nederlandse producten. De inlandse vorsten kregen zogenoemde cultuurprocenten. Als hun gebied meer opbracht voor Nederland, kregen de inlandse vorsten meer uitbetaald. Dit leidde tot sterke uitbuiting van de inheemse bevolking door de inlandse vorsten. Daarboven kwamen nog de hoge landrenten en de herendiensten waarvan de inlandse vorsten, het gouvernement en ook nog vele corrupte Europese ambtenaren misbruik maakten. Bijvoorbeeld: vestingwerken, die voornamelijk dienden om de bevolking blijvend te intimideren en te onderwerpen, werden zo zonder veel vergoeding aangelegd. De gevolgen bleven niet uit: de inlandse bevolking leed onder armoede, verpaupering en hongersnood.
De handel in opium, welke een regeringsmonopolie was, behoorde dan wel niet direct tot het cultuurstelsel, maar droeg ook in zeer aanzienlijke mate bij aan de verpaupering van de inlandse bevolking, en als bij elke verslaving aan een slechte gezondheid van de vele opiumgebruikers. Deze handel bracht schatten op. Van het batig slot, het totaal van winsten dat in de kolonie werd behaald, was 10% of meer verdiend in de opiumhandel, die ook wel met de term opiumregie werd aangeduid.
In 1850 leidde de verpaupering van de inlandse bevolking al tot vragen aan minister van Koloniën Pahud door het liberale Kamerlid B.W.A.E. Sloet over de toestand van Demak en Grobogan, twee regentschappen in Midden-Java, waar hongersnood heerste na een mislukte rijstoogst.
In de tweede helft van de 19de eeuw nam het verzet tegen de corrupte Nederlandse en inheemse ambtenaren toe. Vanaf 1848 begonnen meer mensen te pleiten voor de afschaffing van het cultuurstelsel. Hiervoor werden twee belangrijke gronden genoemd: De inheemse bevolking leed eronder, en men wilde dat Nederlands-Indië werd geopend voor particulier bezit.
Multatuli schreef in 1859 zijn roman Max Havelaar of de Koffi-Veilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy waarin gewezen werd op de bedenkelijke morele aspecten van het kolonialisme. Nadat dit boek op 14 mei 1860 verscheen, baarde het al snel veel opzien. Onder andere dit boek speelde een belangrijke rol in het afschaffen van het stelsel.